Als je over een landweg loopt langs dichtbegroeid bos lijkt het soms alsof deze ondoordringbaar is. Het bos vormt een geheel waarbij je opkijkt tegen een groene muur.
Vaak passeer je deze muur door een bospad wat slingerend het bos in verdwijnt.
De plantengemeenschap in het bos vormen samen een ecosysteem waarbij deze ‘groene muur’ onmisbaar is en uit twee verschillende delen bestaat. Namelijk een struweel en de rand gemeenschap welke bestaat uit een lage kruidlaag.
Bescherming
Elk ecosysteem is zuinig op het voedsel en water wat aanwezig is. Hierbij ontstaat er een gezonde voedsel en waterbalans in de bodem.
Elk stukje grond in het bos is bedekt met een organisme, dit kan een mos varen of boom zijn. Een bos is te verdelen aan verschillende lagen en elke plant past zich aan deze harmonie aan.
Doordat alle planten dicht op elkaar staan, voorkomt dit onnodig verlies van uitdroging en voedsel verlies door bijvoorbeeld erosie. Elk stukje grond in het bos wordt benut door een organisme welke strijd voor zijn bestaan.
Langs het bos vind je bosrand welke vooral bestaat uit kruidachtige en struikachtige welke een flinke dichtheid hebben. Deze soorten groeien bijna niet in het bos zelf omdat de bomen welke er boven groeien te veel licht tegen houden.
Deze soorten zijn wel uitermate geschikt voor langs randen van bossen omdat ze licht of halfschaduw nodig hebben.
Het is mogelijk om snel gaten binnen het boslandschap te kunnen dichten. Wanneer er een boom omvalt bestaat er een gat waardoor de grond kan uitdrogen en het evenwicht kan verstoren.
Snelgroeiende soorten kunnen dit gat opvangen. Hierbij fungeren deze planten als een soort pleister. Het bos kan daardoor zijn balans weer herstellen.
Er is dus een samenhang tussen de verschillende lagen in het bos waarbij ze samen zorgen dat er weinig water en voedsel verloren gaat.
Ook is het belangrijk dat het gat in het bos wordt opgevuld omdat de planten samen sterker staan tegen eventuele wind of andere stormen.
Struweel
Een struweel bestaat vaak uit struiken van verschillende hoogtes, vaak 1 tot 5 meter hoog. Tussen de struiken kunnen zich meerdere klimop soorten bevinden. Verschillende klimopsoorten kruipen over de bodem en/ of richting de boomtoppen.
Struwelen bevinden zich langs bosranden, sloten en andere open vlaktes. In de duinen komen ze ook veel voor omdat veel soorten een vrij diverse variatie aan externe factoren kunnen hebben.
Kenmerkend zijn ook industrieterreinen met braakliggende grond, deze kunnen voor een merendeel binnen 2 tot 3 jaar bedekt worden.
Vaak wordt er gedacht dat er bos nodig is om veel biodiversiteit te garanderen. Dit is echter niet het geval, de meeste biodiversiteit bevindt zich in dit soort dichtbegroeide struwelen.
Deze randen zijn vaak moeilijk te bereiken, doordat er soorten bevinden welke veel stekels en doornen bevatten. Denk aan de braam, meidoorn of hondsroos. Dit zorgt dus voor een optimale schuilplaats voor planten, insecten en, kleinere wild- en vogelsoorten.
Onder de struiken is een dikke kruidlaag beschikbaar welke samen met de vruchtdragende planten soorten voor voldoende voedsel aanbod zorgen voor bijen en vlinders.
Voor de ruilverkaveling waren er dus nog vele houtwallen en struwelen beschikbaar welke dekking verzorgde voor zowel haas, konijn, patrijs, fazant, houtsnip en nog vele andere soorten.
In een uitgedund bos kunnen deze soorten ook voor overlast zorgen doordat ze jonge boompjes in de schaduw kunnen drukken waardoor ze geen licht meer krijgen en langzaam zullen afsterven.
Dit is normaal niet het geval omdat bomen dicht genoeg op elkaar gepland zijn waardoor deze struiksoorten verdrukt worden en geen licht meer krijgen.
Bomen van dezelfde soort kunnen wel tegen dit licht tekort omdat de ‘moederboom’ via mycorrhiza schimmels voedingsstoffen aan de jonge planten geeft.
Bij een uitgedund bos moet er voldoende beheer worden plaatsgevonden om deze struiksoorten “kort” te houden totdat de jonge bomen groot genoeg zijn om de bomenlaag weer te herstellen.
Uitbreiding bos
Vanuit het bos heb je dus een geleidelijke fasering van bomen naar struiken en daarna de kruidachtigen welke de rand gemeenschap vormen. Deze rand gemeenschap van kruiden en grassen vormt bij primaire successie een frontlinie naar nieuw potentieel terrein.
Primaire successie is bijna niet van toepassing in de huidige natuur. Omdat bij primaire successie de natuur vanaf niets begint bij het opbouwen van een ecosysteem.
Primaire successie vindt in nederland alleen nog in de duinen plaats of andere schrale gronden. Hierbij komt zand met weinig tot geen voedingsstoffen aanwaaien waarbij pioniersoorten langzaam een humuslaag opbouwen.
Uiteindelijk wanneer er een humuslaag gevormd wordt, kunnen er struiksoorten groeien welke het process naar een climax bos versnellen.
Door de vallende bladeren stapelt de humuslaag zich op waarbij het bos zich over tientallen jaren langzaam kan uitbreiden.
Langzaam zal er een climax bos ontwikkelen welke volledig in balans is met zijn omgeving. De bosrand met zijn klimop soorten, struiken en kruiden laag beschermt het bos tegen uitdroging en erosie.