In een rijk ecosysteem met een hoge biodiversiteit zijn er een hoop rollen en functies die ingevuld worden door verschillende soorten organismen.
Deze soorten kunnen de rol in nemen van producent, consument of reducent. Elke soort is zo geëvolueerd dat hij binnen een bepaalde leefomgeving of habitat kan voortbestaan. Waarbij een organisme een volledige levenscyclus kan voltooien.
Bij een plant betekend dat deze zich kan ontkiemen, groeien, bloeien en zaad produceren.
Een organisme heeft altijd een ecologisch optimum waarin hij zich ontwikkeld. Dit optimum komt bijna nooit voor omdat organismen zijn gebonden aan Externe factoren (abiotisch factoren) en Interne factoren (biotische factoren) binnen een leefgemeenschap.
Deze factoren samen bepaald wat voor niche of standplaats een organisme binnen het ecosysteem vervult.
Het kan dus zijn dat een plant in twee verschillende ecosystemen twee totaal verschillende niches vervult.
Planten die buiten hun ecologische optimum leven zijn iets sterker als dat ze in hun comfort zone zitten. Omdat deze planten al buiten hun comfort zone leven en daardoor wat weerstandiger zijn.
Externe factoren | Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn externe milieufactoren die geen biologische oorsprong hebben. Deze drie klasse zijn in drie hoofdgroepen te verdelen:
Klimaatfactoren
Klimaat speelt een belangrijke rol op het ecosysteem denk hierbij aan factoren zoals Temperatuur, zonlicht, luchtvochtigheid en neerslag uit wolken. Seizoenen kunnen een belangrijke rol spelen in de selectie van soorten binnen het ecosysteem. Een tropisch regenwoud kent geen vriezende periodes.
Bodem condities
Samenstelling van de bodem speelt een belangrijke rol voor planten. Denk aan grove en fijne deeltjes, porositeit van de grond voor het doorlaten van neerslag of ademen van de grond, zuurgraad en vruchtbaarheid van de grond. Een goede verhouding van stikstof, fosfor, calcium en kalium is belangrijk om de vruchtbaarheid te bepalen.
Verstoring patronen
Het type verstoring is samen met de intensiteit en frequentie belangrijk om te bepalen wat voor type ecosysteem er zich zal vestigen. Dit kan menselijke/ dierlijke verstoring zijn of natuurlijke verstoring.
Bovengenoemde factoren zijn geen constante maar zullen fluctueren door het jaar heen. Denk aan temperatuur en neerslag welke door de seizoenen kunnen verschillen. Ook kunnen klimaatfactoren cyclisch extreme uitersten bereiken.
Een ecosysteem kan naarmate het zich ontwikkeld de bodem condities en klimaatfactoren voor sommige soorten verbeteren. Binnen een bos kan de temperatuur gematigder worden waar andere soorten weer gebruik van kunnen maken.
Interne factoren | Dynamiek binnen een leefgemeenschap
Naast de externe factoren die op een leefgemeenschap vallen is er ook een hoop interne strijd om te concurreren voor het bestaan van een soort.
Voor een soort is het belangrijk om een volledige levenscyclus te voltooien om voor nageslacht te zorgen. Voor een eenjarige plant betekent dit ontkiemen, groeien, bloeien, vrucht dragen en zaad afgeven.
Er is een beperkt aantal voedsel, water en ruimte aanwezig waar elke soort voor strijd, de kans is daarom ook aanwezig dat een soort geen volledige levenscyclus kan voltooien.
Interne factoren welke voor regulering zorgen zijn te verdelen in hoofdgroepen:
Competitie
Competitie is welbekend bij planten, op een kaal stuk grond zullen veel soorten ontkiemen en de competitie met elkaar aangaan voor een bestaan. Van de tientallen soorten zullen er enkele overblijven. Deze competitie heet ook wel directe competitie waar planten elkaar proberen te overtroeven.
Er zijn ook planten welke aan indirecte competitie doen, hierbij proberen ze langzaam de omgeving naar hun eigen hand te zetten. De naalden van een spar hebben een hoge zuurgraad, hierdoor kunnen ze in de loop der tijd de pH waarde van de grond aanpassen waarbij ze andere soorten kunnen verdringen.
Uithoudingsvermogen
In het boek “Het verborgen leven van bomen” schrijft Peter Wohlleben over een kraamkamer van berken bomen welke welk 80 jaar kunnen wachten voordat ze de plek van de moederboom kunnen innemen.
Een plant kan lang in de schaduw van zijn soortgenoot staan voordat hij aan de beurt is de plek in te nemen. En na het lange wachten is het nog steeds geen garantie dat de boom aan de beurt is.
In berm randen is uithoudingsvermogen ook te zien bij eenjarige planten. Verschillende soorten bloeien om beurten waarbij ze toch een kans hebben om een levenscyclus te voltooien.
Harmonisch samenleven (symbiose)
Planten kunnen samen een harmonisch bestaan opbouwen, zo heb je in een bos een kruidlaag, struiklaag en boomlaag waarbij iedereen door zijn niche een plek in het ecosysteem inneemt.
Vaak wordt het ecosysteem door deze harmonie in leven gehouden. Door een hoge biodiversiteit is het mogelijk om enige verstoring in de harmonie op te vangen en door te zetten.
Niches
Binnen een ecosysteem is er dus een ontzettende dynamiek gaande waarbij soorten zich constant aanpassen aan externe en interne factoren.
Voor de mens lijkt het soms alsof de natuur een vredig stukje op aarde is. Wat eigenlijk niet klopt omdat hier misschien de concurrentie nog groter is dan in onze samenleving.
Elke soort organisme heeft een tolerantie of optimale ecologische setting voor waar hij het beste zich kan vestigen.
De tolerantie welke de soort heeft opgebouwd ligt aan de ontwikkeling die de soort in diverse ecosystemen heeft meegemaakt met bovengenoemde factoren.
Er zijn dus soorten die heel breed inzetbaar zijn, maar ook soorten welke een hyper-specialisme ontwikkeld hebben binnen een ecosysteem.