De wolkenclassificatie wordt gebruikt om de vele soorten wolken aan te kunnen duiden. De wolken zijn verdeeld aan de hand van verschillende criteria die zijn opgelegd. In 1803 heeft Luke Howard een classificatie schema gepubliceerd welke tegenwoordig wordt gezien als het standaard model voor de wolken classificatie. In de loop der jaren heeft deze nog wat updates gehad. Hieronder vind je een korte samenvatting.
In dit model kunnen twee onderscheidingen worden gemaakt. Namelijk de hoogte van een wolk en zijn verschijningsvorm.
Wolken – Hoogte klassen en verschijningsvorm
Hoogte Klasse
Er zijn vier verschillende soorten hoogte indelingen:
Klasse A:Hoge bewolking [tussen 5000 en 13000 meter]
Klasse B: middelhoge bewolking [tussen 2000 en 7000 meter]
Klasse C: Lage wolken [tot 2000 meter]
Klasse D: Verticaal ontwikkelde wolken [heeft een variabele hoogte en kan meerdere indelingen overlappen]
Wolken verschijningsvorm
Naast de hoogte wordt de verschijningsvorm gebruikt om de wolk te definiëren in de hoogte klasse.
Cirrus: latijns voor “vederwolk”, ook wel windveer in nederlands genoemd. Cirrus is kenmerkend voor zijn strengen.
Stratus: betekent gelaagd
Cumulus: betekent gestapeld
Nimbus: latijns voor “de regenbui”.
In de classificatie wordt er onderscheidt gemaakt tussen genus (geslacht), species (soort) en variety (variatie). Deze worden in dit artikel niet verder behandeld, je kan beneden op de blauw gedrukte tekst drukken. Elke blauw gedrukt wordt bevat een link naar de desbetreffende wolken geslacht. In dat artikel wordt het geslacht en de soort behandeld, variaties op deze soorten worden niet behandeld. De plaatjes die je hier vind zijn (vroege) wolken studies welke ik een keer gemaakt heb.
Door de hoogte en verschijningsvorm te combineren is het mogelijk om de volgende wolkengeslachten te vermelden.
Klasse A: Lage Wolken [tot 2000 meter]
Stratus [St]: een uniform licht grijze wolk, de stratus bedekt vaak een groot deel van de hemel en is vaak typisch voor een grauwe dag.
Stratocumulus [Sc]: Een grijs en of witte wolkenlaag waar soms een stukje blauwe hemel door te zien is. Het is een gelaagde wolk met een grote spreiding met een licht gestapelde opbouw.
Klasse B: Middelhoge wolken [tussen 2000 en 7000 meter]
Altostratus [As]: is een gelaagde egaal grijze wolk. De dikkere variant kan een zon of maan doen verstoppen. Bij de lichtere variant is de contour van de zon nog te zien. Wat vaak een mooi beeld kan geven.
Altocumulus [Ac]: beter bekend als de schaapjeswolk. De vlokken zijn wat kleiner dan die van de stratocumulus.
Klasse C: Hoge Wolken [tussen 5000 en 13000 meter]
Cirrus [Ci]: Hoge strengen van ijskristallen op 6 km hoogte. Ook wel beter bekend als windveren. Cirrus veroorzaakt geen neerslag.
Cirrostratus [Cs]: beter bekend als sluierbewolking. De cirrostratus kan bij de juiste omstandigheden een halo om de zon veroorzaken. Cirrostratus is vaak de eerste indicatie op een naderend weerfront.
Cirrocumulus [Cc]: Hogere schaapjeswolken, met een grotere verspreiding. De cirrocumulus veroorzaakt geen neerslag.
Klasse D: Verticaal ontwikkelde wolken
Cumulus [Cu]: De algemeen bekende stapelwolken, met verschillende hoogtes en uitvoeringen. De kleinste (Cu hum) veroorzaakt geen neerslag. Deze stapelwolken zijn erg kenmerkend voor het nederlandse landschap.
Nimbostratus [Ns]: Een gelaagde hoge regenwolk met donker grijze tinten. De Nimbostratus is een echte regenwolk welk de zon kan doen verdwijnen. Neerslag is vaak gemiddeld tot zwaar.
Cumulonimbus [Cb]: Zijn grote en zware wolken. Ze kunnen hoogtes bereiken van wel 15 kilometer, met een kenmerkend aambeeld bovenop. Over het algemeen gaan ze gepaard met onweer en veel neerslag.
Aanvullende kenmerken (supplementary features)
Naast de algemene classificatie wordt er ook nog onderscheid gemaakt tussen aanvullend kenmerken, bijkomende wolken en speciale wolken. Tussen de Brackets “[]” staat de wolken geslacht vermeld waarbij het fenomeen het meeste voorkomt.
“Aanvullende kenmerken” zijn onderdeel van wolken. Ze hebben hun eigen classificatie omdat ze hun eigen karakteristieken hebben.
[Cb] Incus: Het bovenste gedeelte van de cumulonimbus heeft een aambeeld vorm met een gladde, streng achtige structuur.
[Cb] Mamma: grote bolvormige structuren onder wolk systemen. De bollen hebben een gemiddelde diameter van 1 tot 3 km en een hoogte van 0.5 km.
[Ac] Virga: verticale strengen neerval, welke het aardoppervlak niet zullen raken.
[Cb] praecipitatio: neerslag
[Cb] arcus: een dichte horizontale rolwolk met gescheurde randen. Voorkomend op het lagere gedeelte van wolken.
[Cb] tuba: wervelwind.
[Ac] asperitas: golvende structuur onderaan een wolk.
[Sc] fluctus: beter bekend als Kelvin-Helmholtz golven. Bevinden zich aan de bovenkant van een wolk. Levensduur van deze formatie is van korte levensduur.
[Ac] cavum: Een duidelijk gat in een wolkendek met in het midden virga formatie.
[Cb] murus: een lokale abrupt neergaande wolk onderaan een cumulonimbus wolk.
[Cb] cauda: Een horizontale lange wolk op laag niveau. loopt vaak van het neerslag gedeelte van de cumulonimbus tot aan het murus deel.
Bijkomende wolken (Accessory clouds)
“Bijkomende wolken”: Dit zijn wolken welke gezien kunnen worden in gezelschap met wolken uit klasse A/B/C/D.
[Cb] pileus: Een horizontale wolk met een hoed/ pet vorm op het bovenste gedeelte van een bolvormige (cumulus) wolk.
[Cb] velum: vergelijkbaar met de pileus wolk, alleen bedekt de belum een groter oppervlakte met soms meerder wolken.
[As] pannus: een grove, kleine wolk welke te zien is in nabijheid van andere wolken. De wolk vind ik vergelijkbaar als de cumulus fractus.
Speciale wolkensoorten
Speciale wolkensoorten: Dit zijn wolken welke vaak een gevormd worden door een lokale oorzaak. Dit kan zijn door een menselijke factor of soms een natuurlijke.
[Cu] flammagenitus: Deze wolk kan ontstaan door een bos brand of vulkanische activiteit. Zolang de wolk waterdruppels bevat mag deze fammagenitus genoemd worden.
[Cu] homogenitus: Een stapelwolk welke gevormd wordt door industriële activiteit. Bijvoorbeeld een koeltoren van een kolencentrale.
[Ci homogenitus] Condenssporen van vliegtuigen op grote hoogte. De condenssporen moeten minimaal 10 minuten blijven hangen voordat ze Ci homogenitus mogen heten.
[Ci] homomutatus: Als condenssporen langer blijven hangen en uitgestrekt worden door de wind op grote hoogte kan de classificatie veranderen naar Cirrus homomutatus.
[St] cataractagenitus: Bij watervallen heb je vaak een opgaande stroom waterdamp. Bij grote watervallen kan dit een eigen fenomeen zijn waarop de wolk de classificatie cataractagenitus krijgt.
[St] silvagenitus: Soms heb je lokale wolken boven bossen welke veroorzaakt worden door de transpiratie van bomen. Dit fenomeen is geclassificeerd als silvagenitus.
Leave a Reply